Stijn Streuvels noteerde op 25 september 1915 in zijn oorlogsdagboek:
“Nu worden de notelaars gerequireerd -
als 't maar alleen de noten waren, maar ziet ge mij nu een prachtige notelaar
op 't hof die alzo veroordeeld wordt om geveld te worden - iets dat op 't hof
iets geworden is als de ziel en de beschermgeest, - ik kan vermoeden wat het
zijn zal bij sommige landlieden - alzo hun lieveling te moeten missen en hem
zelf te moeten omver werken!!! - Een nieuw soort slachtoffers van de oorlog
-onze notelaars moeten nu dienen om crossen van geweren van te maken”.
Opeisingen waren heel gewoon: voedsel, grondstoffen, machines en andere
industriële producten. Toch was de inbeslagname van notenbomen (vanaf een diameter
van 35 cm, later zelfs al kleiner dan 80 cm), waarvan het hout vooral gebruikt
werd voor geweerkolven, nog iets speciaals. Notelaars hadden een grote
gevoelswaarde, ze hoorden bij het erf, werden vaak aangeplant als geboorteboom.
In de Verenigde Staten was notenhout tijdens de oorlogsjaren de duurste inlandse houtsoort. Omwille van hun belang voor de oorlogsindustrie (geweerkolven, propellers) werden ze ook wel "liberty tree" genoemd.
In de Verenigde Staten was notenhout tijdens de oorlogsjaren de duurste inlandse houtsoort. Omwille van hun belang voor de oorlogsindustrie (geweerkolven, propellers) werden ze ook wel "liberty tree" genoemd.
De eerste wereldoorlog betekende niet alleen het einde voor
veel notelaars, ook populieren en wilgen moesten eraan geloven, onder meer voor
de productie van klompen. Wissen werden gebruikt om loopgraven te verstevigen. Dat
verklaart voor een deel de ruime verspreiding van typische vlechtwilgensoorten in de Westhoek (bron: A. Zwaenepoel).
gereconstrueerde Duitse loopgraven in Wijtschate (link)
Reacties
Een reactie posten